De reïntegratie - Pesten op de Werkvloer
pesten,gepest,werkvloer,werk,pesten op de werkvloer,pesten op het werk
17813
post-template-default,single,single-post,postid-17813,single-format-standard,bridge-core-2.6.4,qode-page-transition-enabled,ajax_fade,page_not_loaded,,qode-title-hidden,qode-theme-ver-24.9,qode-theme-bridge,qode_header_in_grid,wpb-js-composer js-comp-ver-6.5.0,vc_responsive
silhouette

De reïntegratie

Saskia (50, 2 kinderen) werkt parttime in de gehandicaptenzorg bij een organisatie waar ze veel mogelijkheden kreeg en een leuke functie voor zichzelf heeft gecreëerd. Dankzij een reorganisatie is de werkdruk zo hoog geworden dat ze zich ziek heeft moeten melden. Haar nieuwe manager, Renée, laat niets van zich horen en toont geen begrip voor de situatie van Saskia. Zojuist heeft Renée ervoor gezorgd dat Saskia geen contact meer heeft met haar vertrouwenspersoon.

Er komt direct met grote spoed een nieuwe bedrijfsarts en een gesprek met HR en Renée. Nieuwe bedrijfsarts, zelfde verhaal. Ook hier weer het signaal, en de waarschuwing, dat mijn werkgever niet netjes met zijn werknemers omgaat en dat ik voorzichtig moet zijn met wat ik zeg.

Gesprek met HR

Ik neem een vriend, Martin, mee naar het gesprek met Renée en de HR-dame, Coby. Ik durf geen gesprekken meer aan zonder ondersteuning. Daarbij is het gesprek in een andere stad die ongeveer een uur rijden is vanaf mijn woonplaats. Het zou een onaangenaam en chaotisch gesprek worden. Ik geef aan dat ik gehoord wil worden en dat er afspraken gemaakt moeten worden met betrekking tot mijn re-integratie, zoals de bedrijfsarts aangeeft.

Coby doet vooral het woord, Renée houdt zich afzijdig. Als Renée iets zegt, zijn het uitspraken die je verwacht bij een kind van 8. “Dat heb ik wel gezegd…”, “Dat heb ik niet gezegd…”, “Dat is een kwestie van interpretatie…”. Deze manier van communiceren lokt vooral een welles-nietes spelletje uit, waaraan ik niet mee wens te doen. Dat geef ik dan ook aan. Martin geeft aan dat hij merkt dat de communicatie niet goed loopt tussen Renée en mij. Misschien moet daar eerst iets aan gebeuren, zegt hij. Hij wordt smalend uitgelachen door Coby. Natuurlijk niet, we hebben nu toch afgesproken dat Renée terug gaat bellen en mailen. “Dat moet voldoende zijn” zegt ze. Eigenlijk wordt ook nu weer niks opgelost, maar ik kan de kracht niet meer vinden om in discussie te gaan. We spreken af dat ik een week ga re-integreren; 3 dagen enkele uurtjes op kantoor om eerst maar eens bij te lezen. Daarna komt er een gesprek met mijn collega Wilma en ga ik vanaf dan met Wilma meelopen om er eerst maar weer eens in te komen.

Slapeloze nachten, gepieker over alles wat nog steeds onduidelijk is, het gevoel van eenzaamheid en het gevoel van onmacht, dit alles maakt dat ik in paniek raak. Ik laat dit aan Coby en Renée weten en vraag om hulp. Coby belt me op en tot mijn grote verbazing volgt een gesprek waarin ik voor het eerst het idee heb, dat iemand me echt wil helpen. Coby begrijpt mijn paniek, die volgens haar het gevolg is van de lange periode die ik niet gewerkt heb. Het gesprek geeft me een goed gevoel. Van Renée geen teken van leven.

Terug op werk

Nog steeds wat wiebelig, maar met veel zin om weer eens wat te doen, ga ik naar kantoor. De eerste stappen zijn bekend. Auto parkeren, lift naar boven, deur open en dan … een leeg kantoor in een leeg gebouw! Even overvalt me het gemis van mijn collega’s en het gevoel van eenzaamheid. Ik wil echter beter worden en weer aan de slag, dus ik zet een bakje koffie en ga mijn mail lezen. De mails doen me veel. Als na een uurtje een mail opduikt van Coby met de vraag hoe het gaat, geef ik aan dat ik wel kan huilen. Coby mailt onmiddellijk terug dat dit normaal is nu ik net weer begin en ze wenst me sterkte.

Ik modder enkele uren en enkele dagen door. Er is geen werk, ik lees wat mails en rapportages. Hernieuw mijn wachtwoorden en heb wat mailcontact met personeelszaken. Trage, eenzame dagen. Ik mail Renée wat ik heb ondernomen, dat ik wel kan huilen en het erg moeilijk vind op kantoor. Er komt geen reactie.

De maandag na de eerste week bel ik zoals afgesproken met Renée. Opvallend is dat Renée niets vraagt, zelfs niet zoals verwacht kan worden: “Hoe is het gegaan?” We maken een praatje en spreken af dat ik ook de komende week op kantoor zit, omdat Wilma die week op vakantie is. Als ik vraag wat ik voor werk kan doen, blijkt dat Renée geen werk voor me heeft. Nog een week niets doen op een leeg kantoor dus.

Maar ik heb afgesproken om dit te proberen, dus zet ik door. “Eens komt het goed” vertel ik mezelf. Als er eerst maar een gesprek is geweest met Wilma en Renée waarin afspraken gemaakt kunnen worden, dan kan ik daarna weer aan het werk op een manier die meer voldoening geeft.

Helaas wordt ook deze hoop met een mokerhamer de grond in geslagen.